Leer je kind uit zichzélf dingen te doen

Door: Diana Smidts | Laatste update: 28 december 2018

Image

Zowel volwassenen als kinderen hebben over het algemeen geen moeite om zich met leuke dingen bezig te houden. Leuke dingen doen geeft je een goed gevoel, de tijd vliegt voorbij. Wanneer we dingen doen die we leuk vinden dan gebeurt er iets bijzonders in onze hersenen.

Er komt een stofje vrij dat ervoor zorgt dat we in actie komen, dat we ons goed voelen en dat we die leuke bezigheid kunnen volhouden, ook al hebben we honger of zijn we moe. Hierdoor willen onze hersenen die leuke dingen vaker doen. Maar (helaas) zijn er ook dingen die we minder leuk vinden, of waar we zelfs een hekel aan hebben, maar die ‘gewoon’ moeten gebeuren. Zoals handen wassen na het plassen, tafel afruimen, huiswerk maken, enzovoort.

Kinderen hebben, in vergelijking met volwassenen, meer moeite om dingen te doen die ze niet leuk vinden. Dit komt omdat ze nog onvoldoende in staat zijn om zichzelf aan te sporen om deze dingen te doen. Simpelweg omdat hun hersenen nog volop in ontwikkeling zijn. De denkvaardigheden die volwassenen gebruiken om zichzelf aan te sporen (bijvoorbeeld relativeren of vooruit kijken) zijn bij kinderen nog onvoldoende ontwikkeld.

De vraag is natuurlijk: hoe kun je je kind leren om uit zichzelf dingen te doen? Het antwoord: door ervoor te zorgen dat je kind het uit zichzelf wíl doen. Met andere woorden: door ervoor te zorgen dat je kind het leuk gaat vinden om te doen. In de psychologie noemen we dat ‘intrinsieke motivatie’: de motivatie komt vanuit het kind zelf (door het bekende stofje in de hersenen).

Je kunt de intrinsieke motivatie van je kind vergroten door het gebruik van een beloningsprogramma. Eigenlijk werkt dat hetzelfde als bij volwassenen: wij zijn ook eerder geneigd om minder leuke dingen te doen als we daarvoor beloond worden. Je werkt bijvoorbeeld ’s avonds langer door omdat je daarvoor extra betaald krijgt (een fysieke beloning) of omdat je weet dat je daarvoor een compliment zult krijgen (een sociale beloning). Met die beloning in het vooruitzicht kun je jezelf ertoe zetten om iets te doen wat minder leuk is. Bij kinderen werkt het net zo.

Het opzetten en uitvoeren van een beloningsprogramma werkt alleen als je je aan een aantal ‘regels’ houdt:

  • Denk van tevoren goed na over wat je precies wilt dat je kind doet. Probeer dit zo klein mogelijk te maken en zo concreet mogelijk te omschrijven. Dus: pyjama onder je kussen leggen, in plaats van ‘opruimen’.

  • Laat weten wat je wilt, in positieve bewoordingen (zonder gebruik van het woord ‘niet’). Dus: praten, in plaats van ‘niet schreeuwen’.

  • Begin klein, zodat je kind al meteen succeservaringen kan opdoen. Als je bijvoorbeeld je kind zelfstandig het ochtendprogramma wilt laten doorlopen, begin dan met één ding. Beloon je kind als hij zijn pyjama uitdoet en onder zijn kussen legt. Breid dit later uit met tandenpoetsen, tas pakken, enzovoort.

  • Beloon veel en vaak in het begin en bouw dit langzaam af. Beloon je kind elke ochtend als hij zelfstandig zijn pyjama onder zijn kussen legt. Gaat dat een tijdje goed, beloon dan om de dag, daarna om de twee dagen, enzovoort. Het doel is dat je kind het uiteindelijk helemaal zelfstandig doet, zónder beloning.

  • Houd het simpel. Kies zorgvuldig welk gedrag je wilt veranderen en pak het stap voor stap aan. Te veel gedragingen opnemen in het beloningsprogramma werkt verwarrend voor zowel jezelf als je kind.

  • Betrek je kind bij het opzetten van het beloningsprogramma. Kinderen vinden het leuk om na te denken over wat zij graag zouden willen als beloning. Dat draagt ook bij aan het versterken van de intrinsieke motivatie.

  • Het aanmoedigen en belonen van positief gedrag is makkelijk en hoeft geen geld te kosten. Sociale beloningen als een compliment of een knuffel kunnen niet vaak genoeg gegeven worden en zijn doorgaans zeer effectief. Tastbare beloningen zijn bijvoorbeeld: een toetje kiezen, op de favoriete plek van de bank zitten, een spelletje doen met papa of mama, enzovoort.

  • Zoek naar kleine beloningen die direct gegeven kunnen worden na bepaald gedrag en laat een kind ‘sparen’ voor grotere beloningen. Bijvoorbeeld met stickers: bij vijf stickers een toetje kiezen, bij tien stickers een spelletje doen, enzovoort.

  • Houd de regie bij het belonen van goed gedrag. Spreek met je kind af dat jij degene bent die bepaalt of er een sticker is verdiend. Je kind kan uiteraard wel de sticker zelf kiezen en plakken.

  • Wissel beloningen af, anders treedt er verzadiging op. Hierdoor kan de beloning zijn werking verliezen.

  • Maak duidelijke afspraken met je kind over wanneer er een beloning wordt verdiend, hoe dat wordt bijgehouden, enzovoort. Maak bijvoorbeeld een schema en hang dat op een zichtbare plek in huis op.

  • Neem geen beloningen af bij ongewenst gedrag! Je wilt je richten op positief gedrag en het beloningsprogramma is ervoor om dat gedrag te bevorderen. Negatief gedrag dient zoveel mogelijk genegeerd te worden. Met het afnemen van stickers of beloningen gaat het doel van het programma verloren.

  • Probeer het programma consequent vol te houden. Alleen dan zal een beloningssysteem effectief zijn.

    Andere blogs