1 

Bereid je kind voor op wat er gaat komen. Als je kind weet wat er (ongeveer) staat te gebeuren dan is het makkelijk om zijn/haar gedrag daar op af te stemmen.

2

Houd vaste routines aan, zoals een ochtend- of avondroutine. Zelfsturing is makkelijker als terugkomende situaties steeds op ongeveer dezelfde manier verlopen.

3

Wees duidelijk en concreet. In plaats van 'Ruim je kamer op' kun je zeggen 'Alle knutselspullen in de bovenste la'. Zo weet je kind precies wat er van hem/haar gevraagd wordt.

Lees ook: Vijf tips om je kind te leren opruimen

4

Maak heldere afspraken met elkaar en zorg dat je kind de afspraken ook begrijpt.

5

Help je kind (en jezelf) herinneren aan afspraken of regels door ze bijvoorbeeld op te schrijven of ergens op te hangen.

6

Zorg dat er niet te veel afleiding is (TV, tablet, telefoon) op het moment dat je iets aan je kind vraagt. Kijk elkaar aan, maak contact.

7

Houd er rekening mee dat kinderen minder dingen tegelijk kunnen doen, onthouden en overzien dan volwassenen. Houd instructies, opdrachten en vragen zo kort mogelijk. Bij jonge kinderen tot een jaar of vijf één ding tegelijk vragen en zo concreet mogelijk (‘Pak je jas’).

8

Kijk kritisch naar het aantal overgangen op een dag en probeer eventueel het aantal activiteiten te beperken.

9

Zorg dat je kind weet wat het moet doen, check dit door bijvoorbeeld te vragen 'Kun je me vertellen wat je moet doen?' (stel geen ja-nee vragen, een kind kan 'ja' zeggen maar nog steeds niet weten wat hij/zij moet doen)

10

Houd er rekening mee dat jonge kinderen (jonger dan acht jaar) nog heel erg vanuit zichzelf denken. En dat dit heel belangrijk is voor de ontwikkeling van het eigen "ik". Vaak lijkt het alsof kinderen bepaald gedrag laten zien om jou als opvoeder dwars te zitten, maar in werkelijkheid zijn ze vaak gedreven door hun eigen kompas.